In de KNMP Standaard ‘Spierpijn, gewrichtspijn en kneuzing’ verdient de blauwe plek meer aandacht dan nu het geval is. Dat blijkt uit recent uitgevoerd praktijkonderzoek van het Onderzoeksprogramma Kwaliteit Apotheken.
In de betreffende casus ging het om een adviesvraag voor een 84-jarige DOAC-gebruiker die een week eerder is uitgegleden met zijn fiets en daarbij een grote blauwe plek heeft opgelopen. Deze patiënt/klant zou direct contact op moeten nemen met de huisarts of huisartsenpost.
Gebruikers van bloedverdunners zoals acenocoumarol (VKA’s) worden door de trombosedienst begeleid en moeten daar contact mee opnemen bij blauwe plekken. DOAC gebruikers komen doorgaans niet bij de trombosedienst. Zij zijn voor dit soort zaken aangewezen op apotheek en huisarts.
De casus bleek lastig om aan te pakken. Er werd vooral gedacht ‘vanuit de blauwe plek’ in plaats van ‘vanuit de patiënt/klant’. Slechts de helft van de apotheken vroeg naar medicijngebruik. Minder dan 1 op de 5 verwees naar de huisarts. Door veel apotheken werd er aangeraden om Arnica zalf of gel op de blauwe plek te smeren. Dit heeft de naam dat het de doorbloeding verbetert, zwelling tegengaat en het herstel bevordert. Het is echter niet bewezen dat het daadwerkelijk werkt en er mogen daarom geen medische of gezondheidsclaims aan worden toegekend. Op Arnica huidproducten staat alleen dat ze kunnen worden gebruikt als ‘verzorging bij blauwverkleuring van de huid’.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft AMP de KNMP benaderd en aangeraden om het onderwerp ‘blauwe plek’ in de Standaard ‘Spierpijn, gewrichtspijn en kneuzing’ uitgebreider te behandelen dan nu het geval is, zodat apotheekmedewerkers meer handvatten hebben om een goed advies te kunnen geven. Daarbij zou expliciet aandacht besteed moeten worden aan patiënten/klanten die bloedverdunners gebruiken.